Anders plannen maken

Hoe kun je nog plannen maken in situaties van grote complexiteit? In zijn nieuwste boek ‘De toekomst van de stad. Een pleidooi voor de metropool’ betoogt Zef Hemel dat de sturing in onze grote steden veel lichter en opener kan dan planologen vaak denken. Met Volksvlijt 2056 deed hij een experiment in open planning. Een impressie.

 _MGL1839 _MGL1815

_MGL1857  _MGL1711

Foto’s: Lex Banning

Om erachter te komen wat een stad wil en nodig heeft, zou men haar bewoners eigenlijk voortdurend moeten raadplegen. Dat klinkt logisch, maar het gebeurt zelden. Het argument is vaak dat het praktisch lastig zou zijn om zoiets te organiseren. En als het dan eens gebeurt, wordt door autoriteiten vaak een ja- of nee-stem gevraagd, echt geluisterd wordt er niet. Vaker zoekt het bestuur draagvlak voor de eigen plannen, wordt veel energie in voorlichting en overtuigingskracht gestoken; echte betrokkenheid wordt zelden op prijs gesteld. Dit hoort ook bij het proces van professionalisering van de planologie. Door de verwetenschappelijking werden de afgelopen honderd jaar steeds meer statistieken, diagrammen en kaarten leidraad in de stadsontwikkeling. Planologen en stedenbouwkundigen eisten hun rol in de belangenafweging op en richten zich op het bestuur dat hun plannen en ontwerpen moet vaststellen en uitvoeren. Bestuurlijk georiënteerde planologen problematiseren graag de governance, die inderdaad niet werkt en waaraan men eindeloos lang kan sleutelen. Zulk werk is goed voor de broodwinning, maar het raakt de fundamentele problemen niet en lost ze ook niet op. Iedereen lijkt vergeten de dromen en ideeën van gewone mensen op te slaan. Sinds er digitale sociale media bestaan weten we echter dat hele grote groepen mensen bijna permanent met elkaar in gesprek gaan over alles wat hen bezighoudt, dankzij internet kunnen ze zich steeds beter organiseren en steeds meer macht naar zich toetrekken. Door zich aan te sluiten bij zulke platforms, virtueel maar ook fysiek, zouden overheden heel goed kunnen aftappen van deze ‘collectieve intelligentie’. Een dergelijke werkwijze heet open planning.

Om open planning in de praktijk te beproeven organiseerde de Wibautleerstoel aan de UvA afgelopen jaar ‘Volksvlijt 2056’. Volksvlijt was een tentoonstelling in de Openbare Bibliotheek Amsterdam over de economische toekomst van de hoofdstad. Bezoekers konden er hun eigen toekomst dromen. De programmering van Volksvlijt was helemaal open, alles was op zoveel mogelijk interactie gericht, een centrale autoriteit ontbrak, er lagen ook geen plannen of voornemens op tafel. We wilden zoveel mogelijk mensen in de stad activeren, hen bij hun eigen toekomst betrekken, hen een stem geven, en vooral elkaar laten inspireren. Onze referentie was Samuel Sarphati (1813-1866). Diens ‘Vereniging voor Volksvlijt’, opgericht in 1852 en tien jaar later uitmondend in zijn roemruchte Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein, beoogde precies dit:  tentoonstellingen die inspireren, een vereniging oprichten die als een open platform functioneert, samenwerking beijveren, iedereen in de stad aanzetten tot ondernemen, kapitaal op de nieuwe ondernemingen richten, onderwijs en onderzoek bevorderen en iedereen daarin laten delen, honger en armoede bestrijden door nieuwe nijverheid, voorbeeldige stadsontwikkeling entameren, een betere toekomst dromen. Nog altijd koestert Amsterdam een verrukkelijke herinnering aan Samuel Sarphati. Zijn Vereniging leidde tot de aanleg van het Vondelpark bijvoorbeeld, maar ook van de bouw van het Concertgebouw, de oprichting van het Concertgebouworkest, de instelling van het conservatorium, de stichting van de eerste woningbouwcorporatie en de eerste hypotheekbank, de opening van de eerste openbare bibliotheek, de Amsterdam RAI. Eind negentiende eeuw spoelde een golf van positief, praktisch idealisme over de stad. Op die golf kwam wethouder Floor Wibaut bovendrijven. Berlage werd van dat nieuwe Amsterdam uiteindelijk de grote bouwmeester. Alles dankzij het platform.

Fragment uit ‘De toekomst van de stad. Een pleidooi voor de metropool’ (2016) van Zef Hemel. Amsterdam University Press. ISBN 978 94 6298 246 8.


Posted

in

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *