Te mooi om waar te zijn

Gelezen in ‘Town Planning in the Netherlands since 1800’ (2011) van Cor Wagenaar:

Vlak voor de kerst verscheen een meer dan zeshonderd pagina’s tellend boek over twee eeuwen Nederlandse stedenbouw: 1800-heden. Auteur Cor Wagenaar is historicus, hij doceert aan de TU Delft. Het fraai uitgegeven overzichtswerk getuigt van grote ambitie en noeste arbeid. Eerlijk gezegd komt het niet vaak voor dat de discipline zo’n groot overzichtswerk krijgt toegespeeld van een eminent historicus. En dan nog wel geschreven voor een internationaal publiek. ‘Rule and Order’ van Andreas Faludi (1994) was volgens mij de laatst serieuze poging daartoe, want van ‘Ruimtelijke Ordening’ van Van der Cammen en De Klerk (2003) bestaat bij mijn weten alleen een Nederlandstalige editie. De ondertitel van het nieuwe boek luidt: “Responses to Enlightenment Ideas and Geopolitical Realities.” De ruimtelijke ontwerpdiscipline wordt in de context geplaatst van politiek, economie en cultuur. Hier herkennen we de Groningse school van Taverne. Het hele boek gelezen heb ik nog niet. Wel de index. De meest genoemde geografische aanduiding in het boek is Amsterdam, op de voet gevolgd door Rotterdam, vervolgens is er lange tijd niets, eerst daarna komen Duitsland, Berlijn, dan Engeland en Frankrijk. De twee grote steden zetten dus de toon. Bij het namenregister is de dominantie nog opvallender. Bovenaan prijkt H.P. Berlage, gevolgd door J.J.P. Oud, een trap lager staan C.van Eesteren en M.Granpré Molière, gevolgd door Werner Hegemann en Camillo Sitte; pas daarna is het S.J. van Embden, die zelfs Le Corbusier nog de loef afsteekt. Niet het modernisme, maar de traditie wint het bij Wagenaar, dat is het nieuwe historische beeld.

Ronduit vleiend vond ik het einde van het boekwerk, waar Wagenaar over de nieuwe structuurvisie van Amsterdam reflecteert. Hij vergelijkt de visie met niet minder dan het Algemeen Uitbreidingsplan van 1934. De visiekaart staat over liefst twee bladzijden afgedrukt. Wagenaar: “Accepted by the municipality in 2011, it is a brilliant reminder of Van Eesteren’s general expansion plan of 1934.” De kartografie herinnert hem aan de hoogtijdagen van de planning (de jaren dertig), in de opzet blijken de lessen van Jane Jacobs te zijn geleerd, landschap en infrastructuur worden principieel regionaal benaderd, de stad wordt voorbereid op een olie- en gasloos tijdperk, de ambitie is om jong talent aan te trekken en het internationale milieu van de Zuidas wordt stevig neergezet. In alle opzichten, schrijft hij, draagt de Amsterdamse visie duurzaamheid uit. Tegelijk klinkt er argwaan in zijn lovende commentaar. Wagenaar is bang dat dit alles plaatsvindt in een context die de economie vooropstelt en dat de schoonheid van de visie eerder voortkomt uit citymarketing dan uit de inhoud van het beleid. “While they make full use of the tremendous advertizing potential of urban imagery, they largely lack the means to actually implement the – invariably beautiful – visions they conjure up.” Eigenlijk vertrouwt hij het zaakje niet. Ook al is de visie nog zo mooi, Amsterdam zal hem, Wagenaar, eerst moeten overtuigen.


Posted

in

,

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *